Informatie

Preverbale logopedie

Preverbale logopedie betekent letterlijk logopedie voordat het kind is begonnen met praten. Het is een specialistische vorm van logopedie en omvat de behandeling van eet- en drinkproblemen en/of slikstoornissen bij jonge kinderen (onder de twee jaar). Problemen met slikken, drinken en eten kunnen bij jonge kinderen grote zorgen geven. Als een kind problemen heeft met het drinken uit de borst of uit de fles, het eten van de lepel, het drinken uit een beker of het leren kauwen kan preverbale logopedie een oplossing bieden. Dit gaat altijd via een verwijzing van een arts (bijvoorbeeld een huisarts of een kinderarts). Dit laatste is belangrijk, omdat eerst nagegaan moet worden of er geen onderliggende medische problemen zijn die de moeilijkheden in het mondgebied veroorzaken.

Spraakklankstoornissen

Hierbij worden bepaalde klanken of klankcombinaties verkeerd of niet uitgesproken. Ook kan het gebeuren dat de klanken vervangen worden door andere klanken. Algemeen is de spraakontwikkeling op 5-jarige leeftijd compleet. Wanneer dit niet het geval is en de articulatie afwijkt in vergelijking met leeftijdsgenootjes spreken we van een spraakklankstoornis.

Tijdens het logopedisch onderzoek wordt nagegaan welke klanken/-combinaties of woorden moeilijk uitspreekbaar zijn. Vervolgens worden deze klanken via een gedragsmatige aanpak, met ouders als co-therapeuten, aangeleerd en geïmplementeerd in de spontane taal.

In onze praktijk behandelen wij volgende spraakklankstoornissen:

Enkelvoudige spraakklankstoornissenStoornissen waarbij de persoon het moeilijk heeft met de motorische productie van een specifieke spraakklank. Voorbeelden hiervan zijn het niet kunnen articuleren van de ‘r’-klank, het tussen de tanden plaatsen van de ‘s’ (lispelen),…
Fonologische spraakklankstoornissenStoornissen waarbij de spraakklanken geïsoleerd correct uitgesproken worden, maar waarbij er moeilijkheden ontstaan bij het correct gebruik van deze klanken tijdens het vormen van woorden. Dergelijke vereenvoudigingsprocessen horen bij een normale taalverwerving, maar kinderen met een fonologische articulatiestoornis passen deze nog toe op een leeftijd waarbij leeftijdsgenootjes dit niet meer doen of gebruiken processen die niet in de normale ontwikkeling optreden. 
Spraakontwikkelingsdyspraxie (SOD): Een complexe spraakontwikkelingsstoornis waarbij de motorische planning en programmering verstoord verlopen. 
 

Er zijn verschillende behandelwijzen voor spraakklankstoornissen. Afhankelijk van de aard van het articulatieprobleem en afhankelijk van het kind wordt een behandelwijze gekozen. Dit kan gaan om klassieke articulatietraining, maar ook specifieke behandelingen kunnen worden toegepast afhankelijk van de oorzaak van het articulatieprobleem. PROMPT, Hodson & Paden, Metaphon zijn specifieke behandelmethoden waar specifieke opleidingen voor gevolgd werd en literatuur doornomen werd. 

Taalstoornissen

 

De taalontwikkeling verloopt volgens een bepaald patroon (de verschillende stadia van de taalontwikkeling). Bij een aantal kinderen kent deze ontwikkeling een vertraagd of afwijkend verloop. We spreken dan over een dysfatische ontwikkeling of een primaire taalontwikkelingsstoornis. De stoornis treft zowel de ontwikkeling van de taalvorm (verbuigingen en vervoegingen en de zinsbouw), de taalinhoud (woordenschat) als het taalgebruik. Soms vertoont het kind ook kenmerken van hyperkinetisch gedrag en stoornissen in de aandacht en de concentratie. Als de taal zich niet normaal ontwikkelt ten gevolge van een verstandelijke beperking, een gehoorstoornis of een psychische stoornis, dan spreken we van een secundaire taalontwikkelingsstoornis.

Ook voor taal kan SMOG (Spreken Met Ondersteuning van Gebaren) worden ingezet om receptieve- en productieve taalvaardigheden te stimuleren of te verbeteren . Directe- en indirecte therapie wordt opgestart om de taalvaardigheden van de kinderen te verbeteren indien dit nodig is. Hiervoor werd de bijscholing “Hanen, praten doe je met z’n tweeën” gevolgd om ouders als co-therapeut op te leiden.

Therapie kan opgestart worden ook al praat het kind nog niet. Er wordt dan gewerkt aan interactie: communicatie en taal.

Leerstoornissen

 We kunnen spreken van:
• een lees- en of schrijfstoornis (dyslexie/dysorthografie): het omzetten van schrijftaal naar spraak (lezen) en/of het omzetten van de gesproken naar geschreven taal (spellen) is gestoord
• een rekenstoornis (dyscalculie): een achterstand voor specifieke rekenvaardigheden, dit kan zowel het automatiseren als de vaardigheden en technieken of het visuo-spatiële denkvermogen nodig voor rekenen omvatten 

We spreken van een leerstoornis als normaal begaafde kinderen ernstige en hardnekkige problemen ondervinden bij lezen, spellen of rekenen zónder dat er sprake is van een onderliggende medische stoornis of van beïnvloedende omgevingsfactoren. Hun vermogen om deze schoolse vaardigheden vlot te leren lijkt aangetast. Deze achterstand blijft hardnekkig aanwezig, ondanks extra ondersteuning en remediëring. Meestal treden de problemen vrij onverwachts op. Er zijn geen zintuiglijke beperkingen, geen sociaal-emotionele problemen, geen gebrekkig onderwijs of andere factoren die de moeilijkheden kunnen verklaren.

Dyslexie

Ongeveer 10 procent van de kinderen heeft moeite om het lezen en schrijven onder de knie te krijgen. Bij een deel van deze kinderen blijkt dit een ernstig en hardnekkig probleem te zijn. Dan is er sprake van dyslexie. Sommige letters worden vaak verwisseld. Je kind blijft maar spellend lezen terwijl de meeste kinderen in de klas dat niet meer doen. De fouten die zij maken lijken op verstrooidheidsfouten die gemakkelijk te vermijden waren bv. ‘kineren’ in plaats van ‘kinderen’ schrijven. Zij lezen hun vragen dikwijls verkeerd en antwoorden dan ook fout of onvolledig. In vreemde talen geeft dit heel wat problemen.

Dysorthografie

Kinderen met dysorthografie hebben opvallende en hardnekkige spellingsmoeilijkheden. Deze stoornis komt vaak samen voor met problemen bij het lezen, maar kan ook alleen optreden. Schrijven zonder fouten lukt niet. Het lijkt wel of je kind de spellingregels niet kan onthouden. Soms schrijft je kind de woorden zoals hij of zij ze hoort. Vaak is er een ook een gestoord handschrift dat moeilijk leesbaar, ongeordend en slordig is.

Dyscalculie

Kinderen met dyscalculie hebben ondanks een normale intelligentie zwakke rekenprestaties. Hierbij zien we een automatisatieprobleem. Het kind blijft fouten maken ook al wordt er thuis elke dag geoefend. De tafels worden telkens weer ‘vergeten’. De splitsingen geraken maar niet gekend. Getallen worden omgekeerd. De technieken van hoofdrekenen zijn zo moeilijk. Heel vaak tellen de kinderen nog op hun vingers ter compensatie van het hoofdrekenen. Ze rekenen cijferend, omdat ze voelen dat hun basis onvoldoende is.

Deze leerstoornissen komen heel vaak samen voor met andere ontwikkelingsstoornissen zoals AD(H)D (aandacht- en concentratiestoornissen), DCD (motorische coördinatiestoornissen), ASS (autismespectrumstoornissen) en ontwikkelingsdysfasie. Dat maakt de problemen vaak een pak complexer en lastiger voor zowel het kind als zijn omgeving. 

Afwijkende mondgewoonten 

 

Afwijkende mondgewoonten verstoren het evenwicht tussen spieren. Bijvoorbeeld bij foutieve slikgewoonten (tong tussen of tegen de tanden), mondademen, duimen, te lang fopspeengebruik, lispelen of slissen. De behandeling hierbij wordt Oromyofunctionele therapie (OMFT) genoemd. OMFT is gericht op het herstellen van het evenwicht in het functioneren van spieren in en om de mond. We starten hier steeds met het elimineren van de afwijkende mondgewoonte(n) en het aanleren van de correcte functies.  Deze behandeling is vaak interdisciplinair en kan preventief of in combinatie voorkomen met een orthodontische behandeling. Cruciaal in het slagen van de behandeling is het integreren van de correcte mondgewoonten in het dagelijks leven. Hiervoor worden de ouders ingeschakeld als co-therapeut. 

Vloeiendheidsstoornissen

We spreken van een vloeiende spreker wanneer iemand aan een normale snelheid zijn boodschap op een continue, ononderbroken manier kan overbrengen zonder dat dit veel inspanning vraagt. Wanneer er afwijkingen zijn in de spreekvloeiendheid, spreken we over
stotteren. Stotteren begint bijna altijd op jonge leeftijd. De gemiddelde leeftijd van ontstaan is 3 jaar, bij 90% van de personen komt het stotteren tot uiting voor de leeftijd van 6 à 7 jaar. Zo’n 1,2% van de totale bevolking stottert en dit in alle talen overal ter wereld.
 
We definiëren stotteren als een spraakstoornis waarbij er zich ongewilde onderbrekingen van de spreekbeweging voordoen. 
Er zijn drie soorten stottermomenten te onderscheiden
  • herhalingen van klanken (i-i-ik), lettergrepen (pa-pa-pa-papa) of woorden
  • verlengingen van klanken (vvvvast) 
  • blokkeringen waarbij de persoon vastzit in zijn spreken
Een belangrijk kenmerk dat stotteren onderscheidt van normale onvloeiendheden is dat de persoon die stottert een gevoel van controleverlies ervaart. De herhalingen, verlengingen of blokkeringen zijn ongewild en overkomen de persoon. Daarnaast zullen de herhalingen het woord vaak onderbreken bv. ma-ma-maar, i-i-ik. We spreken over stotteren wanneer er
stottermomenten aanwezig zijn in minstens 3% van de gesproken woorden.

Naast de stottermomenten kunnen er zich secundaire gedragingen voordoen. Dit zijn reacties op de haperingen en zijn een poging om niet te stotteren of uit het stottermoment te geraken. Dit kan gaan over verschillende soorten, namelijk: vermijdingsgedrag (vb. spreeksituaties vermijden), uitstelgedrag (vb. doen alsof je nadenkt voor het spreken), startgedrag (vb. oogknippen of opzij kijken voor spreken) of duwgedrag (vb. wenkbrauwen fronsen, voeten duwen). 
 
Therapie is aangewezen om te voorkomen dat het stotteren als een beperking zal aanvoelen doordat de persoon negatieve gedachten en gevoelens ontwikkelt m.b.t. zijn spreken. Wij behandelen stotteren daarom door vaardigheden aan te leren die verband houden met het spreken, de gedachten en gevoelens van de persoon waarbij de omgeving een belangrijke rol heeft in de therapie